De Kerkenakker

Op papier duiken de eerste vermeldingen van de bewoners van het Land van Kleef pas later op. In 1233 schonk Hendrik I, Hertog van Brabant, het patronaatsrecht van de kerken van Waalwijk, Loon op Zand en Drunen aan de abdij van Tongerloo, zo kreeg de abdij het recht om hier pastoors te benoemen. De Loonse kerk was gewijd aan de heilige Willibrordus (658-739) en werd gebouwd op wat nu bekendstaat als de Kerkenakker, een paardenweide midden in de bossen van het Land van Kleef. Deze weide heeft aangrenzende zandwallen ten noorden en westen ervan. Hier bevond zich dus eeuwenlang de oude parochiekerk van Loon op Zand. 

Een opgraving in 1950 bracht daar verschillende graven en aardewerk aan het licht. Archeologisch onderzoek heeft laten zien dat op deze plek vrijwel zeker rond 1150 al een kerk stond. Toen men funderingsresten ontdekte, evenals een aaneengeschakelde gemetselde stenen laag en een rondlopende muur, werd geconcludeerd dat hier de voormalige Willibrorduskerk stond. Over het gebied rondom deze kerk werden tienden (belastingen) geheven, die in dit geval eigendom waren van de leenheer. Het betrof schildtienden, in plaats van de gebruikelijke kerktienden.

De parochie omvatte de hele huidige gemeente Loon op Zand, maar ook Sprang en wellicht ook het oostelijke deel van Dongen. De monumentale laatmiddeleeuwse kerk in Sprang was tot aan de reformatie een kapel in de parochie Loon op Zand en hing dus af van de kerk op de Kerkenakker. 

In Sprang bevond zich al in 1313 een kapel of kerk die was gewijd aan de heilige Nicolaas (Sinterklaas). In de richting van Dongen bevond zich lang een uitgestrekt hoogveengebied dat misschien wel tot de parochie behoorde, maar waar tot zeker in de vijftiende eeuw niemand woonde.


Verval van ruïnes tot verdwijning

In de zestiende eeuw raakte de Willibrordkerk op de Kerkenakker in verval en ergens tussen 1570 en 1577 vroegen de parochianen aan Laurentius Metsius, de tweede bisschop van het toen nieuwe bisdom ’s-Hertogenbosch, toestemming om de kerk te slopen. Dat zal enige tijd daarna zijn gebeurd. Zij beloofden daarbij op de plek van de kerk een kapelletje (een ‘stenen casse’, dus een ‘kastje’) te stichten met daarin een beeld van Willibrord. De al in 1392 ingezegende kerk van de heer van de heerlijkheid (aan de huidige Kerkstraat in Loon op Zand) werd toen de parochiekerk.

 

In de praktijk zal die ‘nieuwe’ kerk deze functie al eerder hebben overgenomen. Dat blijkt uit het feit dat in 1505 Robbrecht van Grevenbroek, de toenmalige heer van Loon op Zand, een nieuwe pastoor voordroeg en daarbij de abt van Tongerlo voor het hoofd stootte.

De abt kreeg weliswaar twaalf Rijnlandse guldens als compensatie voor de gederfde inkomsten, maar liet het er niet bij zitten. Uiteindelijk besliste paus Julius III in 1553 dat de abt en de heer voortaan om de beurt een priester mochten voordragen voor het pastoorsambt.

Uiteindelijk heeft de abt daarna nog maar tweemaal van zijn recht in Loon op Zand gebruik kunnen maken.
De Willibrordkerk bevond zich op een kerkhof van maximaal ongeveer 40 bij 55 meter, omgeven door een greppel en misschien ook een muur. De kerk was in zijn laatste fase een (bak)stenen gebouw. Het schip van de kerk was ten minste 18 meter lang en zes meter breed.


Het kapelletje

De door de parochianen beloofde ‘stenen casse’ is er voor zover we weten nooit gekomen.

Het is goed denkbaar dat de opkomende reformatie een rol speelde bij het besluit om de ‘Oude Kerk’ te slopen en de kerk die dichter bij het kasteel lag voortaan als parochiekerk te gebruiken. In 1572 lieten de geuzen zich in onze streken zien en dat ging vaak gepaard met geweld tegen kerken en tegen geestelijken. Maar de reformatie kreeg her en der in de meierij van ’s-Hertogenbosch ook voet aan de grond, waarbij niet alle pastoors even genegen waren hiertegen op te treden.

De parochiekerk dichter naar het kasteel brengen kan voor de heren van de heerlijkheid ook een manier zijn geweest om hierop beter toezicht te kunnen houden. De reformatie betekende ook dat de kapel in Sprang relatief vroeg verloren ging voor de parochie. Al rond 1600 deed de reformatie hier zijn intrede en in 1610 werd in Sprang de eerste predikant beroepen. Katholieken uit Sprang en Kaatsheuvel konden toen alleen nog terecht in Loon op Zand.

In 1648 kwamen alle kerken in Staats-Brabant in protestantse handen, dus ook die aan de Kerkstraat in Loon op Zand. Hierop stelde de katholieke kasteelheer de kapel in het kasteel ter beschikking voor de katholieke eredienst, maar die zal daar niet erg geschikt voor zijn geweest. Vrij snel werd het brouwhuis bij het kasteel in gebruik genomen als schuurkerk en kreeg ook Kaatsheuvel een schuurkerk.

Pas na de Franse tijd, begin negentiende eeuw werd het kerkgebouw teruggegeven aan de katholieke parochie.
Vooruitlopend hierop werd voor de protestantse gemeente in 1804 een kerk gebouwd aan de Zuidhollandsedijk.
Ondertussen werd ook de parochie opgesplitst tot afzonderlijke parochies in Loon op Zand, Kaatsheuvel en De Moer.

In 2012 zijn die herenigd in de één Willibrordparochie en is de geschiedenis die ooit op de Kerkenakker begon rond. De viering van 750 jaar heerlijkheid Loon op Zand (1269-2019) bracht de oude belofte van een kapelletje in herinnering.


Verdere ontdekkingen

Het koor is bij recent archeologisch onderzoek niet blootgelegd en bevond zich ter hoogte van de springheuvel in de weide. Aan de westzijde had de kerk zeer waarschijnlijk een toren. Op het terrein is ook tufsteen (uit de Eifel) aangetroffen. Dat kunnen restanten zijn van een oudere kerk, maar ook bouwfragmenten uit de bakstenen kerk.
Het ruim verspreid liggende buurtschap Land van Kleef kan worden beschouwd als de voortzetting van de bewoning bij deze kerk.

Mogelijk is dit dan ook het oudste sinds de middeleeuwen bewoonde deel van de gemeente Loon op Zand. Het buurtschap met de kerk lag vlakbij een kruising van twee belangrijke bovenregionale routes. In schepenstukken uit de zeventiende eeuw is nog met enige regelmaat sprake van erven die grensden aan (het kerkhof van) de ‘Oude Kerk’ en eind achttiende eeuw werd de plaats van de oude kerk nog op kaarten vermeld.


Kerkhof en zandwallen

Het kerkhof – het afgepaalde gebied met gewijde grond en waarop kerkelijk recht gold – besloeg een groot deel van de huidige Kerkenakker. Hier werd zowel in de kerk als op het kerkhof buiten de kerk begraven.

Parochianen konden vanaf de vijftiende eeuw weliswaar aan hun zondagsplicht voldoen in de kapel (kerk) in Sprang, maar voor dopen, trouwen en begraven was iedereen aangewezen op de parochiekerk en dus in eerste instantie op de Willibrordkerk hier op de Kerkenakker. Dit was dus voor alle parochianen een belangrijke plek waar op hoogtijdagen ook jaarmarkten en kermissen werden gehouden.

Bij het verzoek om de kerk te mogen slopen, stelden de parochianen dat er al enige tijd werd begraven bij de nieuwere kerk aan de Kerkstraat en dat zij het kerkhof zouden ruimen. Dat is niet gebeurd. Bij archeologisch onderzoek in 2004 werd duidelijk dat er nog erg veel graven aanwezig zijn.

Veel is daarvan niet over, want het hout van de kisten is weggerot en in de kalkarme zandgrond zijn de skeletdelen vrijwel volledig ‘opgelost’. Wat resteert zijn sporen (verkleuringen) in de bodem die getuigen van wat hier ooit was.
Volksverhalen over een nachtelijke begrafenisstoet en klokgelui rond middernacht hebben de herinnering aan deze verdwenen kerk en het kerkhof levend gehouden.


"Waardestellend" onderzoek

In 1950 werd door lokale amateurs een bescheiden archeologisch onderzoek gedaan waarmee zij lieten zien dat dit inderdaad de plaats van de ‘Oude Kerk’ is.

In maart 2004 vond een nieuw ‘waardestellend’ onderzoek plaats waarna de Kerkenakker en de omliggende zandwallen werden aangewezen als archeologisch monument. Van dit onderzoek is een tv-documentaire gemaakt (in twee afleveringen) die deel uitmaakte van de programmaserie ‘Spoorzoeker’ van Omroep Brabant en die werd uitgezonden in het najaar van 2004.

De titel daarvan is ‘Venloon: Het verdwenen dorp’ en beide afleveringen zijn nog te vinden op YouTube. Hieronder zijn deze te vinden!