Kaatsheuvel in de 16e Eeuw
De oudste vermelding van Kaatsheuvel is uit 1506, waar de plaats genoemd wordt als Ketshovel. De buurtschap zelf bestond toen al enkele eeuwen en behoorde tot de heerlijkheid Venloon.
Hoewel de oudste bron spreekt over ‘Kaatsheuvel’ dateert uit de 14e eeuw, werd Venloon, (Loon op Zand, Kaatsheuvel en De Moer) al in het jaar 1233 genoemd. In 1269 werd ''het dorp Venloon met zijn heidevelden, noten en wilde landen" door Jan I van Brabant (1253-1294) in bruikleen gegeven aan Willem van Horne (1243-1289). Hierdoor kreeg Venloon zijn eerste landheer en was ‘leengoed Venloon’ geboren.
Oorspronkelijk leefden de bewoners van de turfwinning. In 1396 werd op last van Paulus van Haestrecht (???-ca. 1400) de Turfvaart gegraven die van 's-Gravenmoer via Kaatsheuvel naar 's-Hertogenbosch liep. De turfwinning kwam omstreeks 1600 tot een einde en de vaart verzandde. De turfwinners werden keuterboeren: ze bezaten, naast hun werkzaamheden als turfsteker, een klein boerderijtje.
Zoals gewoonlijk was er in die tijd veel rumoer met omliggende gebieden. Zo ook met de Heer van Waalwijk. Er werd ruzie gemaakt om de Turfvaart die op een grijs gebied lag tussen de landstroken. De heer van Waalwijk wilde mee profiteren van de welvaart die ontstond uit de Turfwinning. De Hertog in 's-Hertogenbosch wist verdere conflicten te voorkomen, door Paulus van Haestrecht gelijk te geven. Er werd geen tol geheven op de turf, zodat 's-Hertogenbosch zonder problemen handel kon drijven met Venloon. Waterplas De galgenwiel werd aangewezen als grens tussen Venloon en Waalwijk.