Het ontstaan van Kaatsheuvel
Hoe de naam Kaatsheuvel is ontstaan, daarover lopen de meningen uiteen. Er wordt beweerd dat Kaatsheuvel zijn naam dankt aan St. Catharina, een zeer populaire heilige in die tijd, die door verschillende gilden als schutspatroon werd gekozen.
Een andere bewering is dat er in die tijd op genoemde plaats zich een groep vreemdelingen vestigde, wier beroep turfsteker en later zwavelmaker was. Zij woonde in hutten van stro of heiplaggen en speelde vooral op zondagen het kaatsspel. Het spel werd op een heuvel gespeeld vandaar de naam Kaatsheuvel.
Het meest waarschijnlijke is dat men de betekenis van de naam Kaatsheuvel kan ontdekken door uit te gaan van de oudste naam die door het volk zelf werd uitgesproken. Na het Vaartskwartier werd het Cetshoevel, dit kwam vermoedelijk doordat op een heuvel daar, een hoeve lag, die officieel de naam "de Hoeve van den Heer op de Vaart" droeg. In de genealogie van de heren van Loon op Zand komt een Hendrik Cets voor, gehuwd met Elisabeth van Herbays. In de eerste helft van de 17e eeuw woonde de familie Cets op die hoeve. Opvallend is dat de naam Cetsheuvel sedert die tijd voorkomt. In het chijnsboek van de heerlijkheid Venloon, komt men de aanduiding Cetshoeve tegen, waarmee de hoeve op de Vaart werd bedoeld.
Op een landkaart van Bastignius uit 1658 wordt duidelijk de "Cetshoeve" aangegeven, met een gracht er omheen. Daaruit kan men afleiden dat dit het belangrijkste gebouw van het Vaartskwartier was. Langzaam maakte de naam Vaartskwartier plaats voor de makkelijker uit te spreken naam "Cetshoeve", die later verbasterd werd tot Cetsheuvel. De Cetshoeve was in de 17e eeuw een versterkte hoeve. Daarom werd het gehucht, want dat was het toentertijd, genoemd naar het belangrijkste gebouw. Kort na 1600 begon de bevolking van de buurten Ketsheuvel en Vaartkant zodanig toe te nemen dat daar in 1615 de eerste school werd gesticht. Vanaf dat moment dateert de opkomst van Kaatsheuvel.
In die tijd stond Kaatsheuvel slecht aangeschreven. Vooral de buurt van de Hollandse Dijk was zeer berucht, er woonde volk dat van stelen zijn beroep maakte. Deze struikrovers werden door de drossaert gedeeltelijk uitgeroeid en verdreven. De tijd dat men minachtend over Ketsheuvel sprak als land van stoelenmatters en scharenslijpers is voorbij. Onnodig hieraan toe te voegen, dat Loon op Zand tot het hertogdom Brabant heeft behoord: de grens tussen Brabant en Holland was de tegenwoordige Loonschedijk, vroeger de Hollandschedijk genoemd.