Dagboek over de Bevrijding
Uit het dagboek van T. Dankers-Van Beek,
28 Oktober 1944
28 Okt 1944 -
De Tommie zit in Loon op Zand verschrikkelijke beschietingen en kanongebulder is niet van de lucht. Ook beschieten ze de Duiventoren. De granaten fluiten over onze hoofden. Echt oorlog wordt `t nou. Op Klein Dongen en bij ons in de Hei staan kanonnen opgesteld die heel den dag staan te blaffen. We zitten er tusschen in. Pa zegt al vlug met je werk hoor, want om half drie heb je de Tommie op de thee. Klaar waren we op die tijd maar de Tommie was er nog niet. Die had druk werk in Loon in de bosschen om er de mof uit te krijgen die er leelijk in verscholen zat, en veel tegenstand bood. Loon heeft dan ook verschrikkelijk veel geleden, want er zijn maar vier huizen die nog ongeschonden zijn. `s Avonds komt de buurvrouw Mols over met d`r huishouden, want `t zou wel noodig worden om in de schuilkelder te gaan. En die hebben we `n goeie. We zouden dan ook maar niet naar bed gaan .De ruiten stonden aan een stuk door te rammelen. `t Was gewoonweg gek.
Rond een uur of tien was onze Piet buiten geweest en kwam binnen met de boodschap, kruipt nou maar in de kelder, want daar komt een zwaai ding aan rijden, dat schiet. Zouden `t tanks zijn, de Tommie of de mof nog. Wij de kelder in. Daar stopte `t ding en de moffen want die waren `t kwamen `t erf op, en nog wel om een vet varken voor de kameraden. En onze vetgemeste Kees verhuisde op de moffenwagen die al vol lag met krulstaarten. Wij zaten vol spanning in de kelder. Plots ging de deur open en riep er een stem Waar zitten oe allen, d`r hans uit da kot. Moeder, buurvrouw en de kinderen waren erg geschrokken, maar wij hadden al spoedig onze Harry z`n stem herkend. Van slapen was die nacht niet veel gekomen. Wat zou nou de zondag brengen?
29 Oktober 1944 1/2
29 Okt. -
Zondagmorgen. Van alle kanten geschud en gedaver. `t Is nog steeds `t zelfde leven van gisteren, zou de Tommie nou vandaag nog niet doorkomen? Vader en Moeder zouden maar niet naar de kerk gaan, want de bui kon elk oogenblik overkomen zoo dacht onze Pa. Harry die op weg was naar de kerk was ook al spoedig terug met de boodschap, dat M`n Heer Pastoor gezegd had dat `t veels te gevaarlijk was, en dat men maar zooveel mogelijk binnenshuis moest blijven. Want de granaten vlogen door de lucht dat `t een lust was. In Loon en Kaatsheuvel begon het op verschillende plaatsen te roken en te branden. Omstreeks een uur of tien begonnen de duitschers weer met gang terug te trekken, `t waren de gevechtstroepen, dus dat was `n bewijs dat de Tommie in aantocht was. Ook `t geschut bij ons in de Hei vertrok in de grootste wanorde, en alles in tempo ,tempo zoo ver tenminste als `t de arme paarden halen konden. Ook kwamen er al moffen achter door de stee getrokken, en terwijl ratelde de mitrailleurs en bulderde de kanonnen dat `t verschrikkelijk was, en `t huis stond te schudden en daveren.
Onze Pa die een tijd buiten was geweest kwam binnen met de boodschap: Nou wordt `t tijd hoor, om in den kelder te gaan, want als een hagelbui komt `t naderbij, men hoort de granaten steeds dichterbij inslaan. Nou toen was `t haast je rep je. Verband doos, koffers een doos met etenswaar, wat allemaal al een paar dagen klaar stond werd in allerijl naar de schuilkelder gedragen. Buurvrouw Mols met d`r hebben en houwen kwam ook al aangeloopen en wij kropen den donkere schuilkelder en nou maar afwachten wat er zou gaan gebeuren. Harry, Piet en Jan waren in den huiskelder gebleven, want men wist nooit wat er op zou doen bij brand b.v. Dan moesten de koeien toch gered worden. Onze vier Duitschers lagen ook al vol spanning in de veldschuur, en toch blij dat de Tommie zoo dicht bij was. Onze schuilkelder was reusachtig, en men hoorde het oorlogsgeweld wel maar toch nog niet voor de helft van binnenshuis.
Om twaalf uur kwam onze Harry aangeloopen, er staat een Duitsche gevechtswagen op `t erf, en ze hebben onze Jans fiets ook nog gejat .Nou dat zag er niet mooi uit met die wagen. Stel je voor dat ze begonnen te schieten, en dan die Tommie zoo dicht bij, dan was `t haast zeker dat `t boeltje in elkaar ging, of anders dat ze `t zouden aansteken net zoo als ze op zoo veel plaatsen al gedaan hadden. Maar gelukkig vertrok hij naar verloop van een angstig half uur zonder gevuurd te hebben. De mitrailleurs ratelde steeds al dichter en dichter bij, en uur na uur verstreek en nog was de Tommie niet op de Vaart. Rond een uur of drie kwam ook de familie Kouwenberg bij ons in den schuilkelder. Ze hadden heel den tijd thuis in den kelder gezeten ,maar ze durfde het niet meer af te zien. Want bij de kerk stond een groot tank te branden, en over de weg van de Kaatsheuvel kwamen groote gevaartes aan rollen. Wat zouden `t zijn, de Tommie of de Mof. Niemand wist `t.
29 Oktober 1944 2/2
Toen om half vier keek er iemand uit de schuilkelder. O kom nou toch eens kijken, vier groote tanks rijden bij ons door `t land. Wat zijn `t, Wat zijn `t. Jaaa? O `t zijn de Tommie`s want ze hebben de cirkels op. Hoera We zijn vrij, We zijn vrij. Wij de schuilkelder uit, en daar stonden we voor twee Tommies die ons hartelijk de hand reikte. O die gezichten van eerste Tommies waar we zoo lang naar verlangd hadden, nee die vergeten we nooit. En toen die eerste tanks die over de weg daverde, onvergetelijk zoo iets. We waren gewoonweg allemaal dol van blijschap en zwaaide met onze zakdoeken naar onze bevrijders, die trouwens nog niet zoo erg lachten, want ze reden `t gevaar nog tegemoet, want ze waren voorop. Maar Goddank wij waren vrij. Maar toch `t gevaar was nog niet geweken. Want nog steeds floten de granaten, dus maar weer de schuilkelder in. Terwijl kwam onze Piet om de verbanddoos en met `t slechte nieuws dat 3 zusters bij ons in `t kloosterke door `n granaat waren gedood en de vierde zwaar gewond. Dat veranderde ineens de stemming, en wij die al zoo opgewekt waren, werden plotseling weer stil. Even later kwamen er berichten dat er boerderijen in brand stonden en dat er nog meer slachtoffers waren gevallen o.a. To de Mouw, Jannis van Gorkum en Loes van Dal. Dat was de bevrijding. Hoe heel anders dan wij gedacht hadden.
Tegen den avond waren wij nog even den schuilkelder uit geweest. Heel ons huis zat al vol Tommies ,en een stuk of zes tanks stonden op `t erf. Spoedig kregen we cigaretten en koekjes en ook echte thee van de Tommies. Dat was spul hoor. Terwijl waren onze vier Duitschers ook gehaald, die met hun handen omhoog van hun schuilplaats kwamen gegleden, waar ze een heel angstige middag hadden meegemaakt, omdat `t overal begon te branden en indien dat bij ons ook `t geval geweest was, ze levend hadden moeten verbranden. Maar gelukkig dat alles was voorbij. Al hun zakken werden nagezocht. Zelfs hun vulpenhouders moesten ze nog afgeven. Dat was gevaarlijk voor de mof. Ik vond `t wel hard hoor. Daarna kwam er een wagen voor, en zijn ze vertrokken. Waar zouden ze zitten, en zouden ze `t goed hebben. `t Is wel te hopen want ze waren zelf ook goed, en ze hadden in heel den krieg nog geen schot gelost.
Heel langzaam verstreek den nacht in onze schuilkelder. Van slapen kwam niet veel, toch lagen we veilig, want twee Tommies hielden de wacht voor den ingang. Rond een uur of vier, `t was er zoo warm in, zouden we even buiten een luchtje scheppen. Plotseling kwam er een granaat aangefloten,en ontplofte dicht bij ons in de buurt. Dat was me `n slag zeg, dat we weer gauw onder de grond zaten. Hij was bij Jan Laurijsen op de wei terecht gekomen en doode nog 4 Tommies en 7 andere gewond. En zoo werd `t stillaan morgen.